Overslaan en naar de inhoud gaan
Matin Belge

BELGISCHE MASTIFF

 

KORTE GESCHIEDENIS EN ALGEMEEN

Tot de jaren ’30 werd er veelvuldig gebruik gemaakt van honden als trekdieren.

In die periode fokte België een ras met zeer specifieke eigenschappen voor dit gebruik, namelijk de Mâtin Belge of Belgisch Mastiff.

Tijdens de eerste wereldoorlog werd dit ras toegevoegd aan een eenheid in het Belgische leger om mitrailleurs op speciaal gemaakte karren naar de frontlinie te trekken.

Door de achteraf toenemende mechanisatie ging het ras vanaf de jaren ’30 zienderogen achteruit en begin de jaren ’60 was de Belgische Mastiff volledig uitgestorven.

In het jaar 2000 wordt door een fokker, Alfons Bertels, besloten het ras herop te bouwen met een doordacht fokprogramma. In 2002 wordt hier de reu Bacon geboren die einde 2003 aan het publiek wordt voorgesteld.

In 2006 wordt de VZW Belgische Mastiff opgericht en in 2010 wordt de rasstandaard goedgekeurd en verkrijgt de Belgische Mastiff het statuut van ‘Belgisch erkend ras in wederopbouw’.

De Belgische Mastiff is een grote robuuste hond met een iets langer lichaam dan hij hoog is.

Hij heeft een krachtig hoofd en mag in alle kleuren voorkomen behalve wit.

Aangezien dit ras nog steeds in heropbouw is, is het momenteel nog niet erg populair.

Toch kunnen we alleen maar hopen dat deze populariteit er snel komt.

Tenslotte is dit een aangename mooie hond die altijd ten dienste van de mens heeft gestaan.

Een herwaardering is hier zeker op zijn plaats.

 

VERZORGING

De Belgische Mastiff heeft een korte redelijke ruwe vacht die gemakkelijk te onderhouden is.

Tijdens de ruiperiode is een regelmatige kam- en borstelbeurt voldoende.

 

KARAKTER

Momenteel wordt de Belgische Mastiff vooral gehouden  als waak- en gezinshond maar hij behoudt nog steeds zijn lichamelijke en mentale geschiktheid als trekhond.

Hoewel het bij wet verboden is honden te laten trekken worden er mits de nodige vergunningen wel demonstraties toegestaan.

Hij is een zelfzekere, evenwichtige, sociale en gemakkelijke hond.

Hij is de ideale gezel die zeer gemakkelijk te benaderen is.

 

RASVERENIGING

Er bestaat momenteel nog geen rasvereniging.

 

RASSTANDAARD

Doordat het ras momenteel enkel nationaal erkend is, bestaat er nog geen officiële FCI-standaard.

Onder vindt u de Belgische standaard die werd opgesteld door de Belgische standaardencommissie.

Oorsprong : België

 

GEBRUIK

Oorspronkelijk een trekhond, nu vooral een waakhond maar ook een gezinshond.

 

CLASSIFICATIE FCI

Groep 2 :        Pinschers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse berghonden en sennenhonden

Sectie 2.1. :    Molossers, type dogachtigen

Zonder werkproef

 

KORT HISTORISCH OVERZICHT

De eerste wedstrijd voor trekhonden werd georganiseerd in Merchtem op 30 juni 1895 en reeds twee weken later werd door Prof. Ad. Reul en Louis Van Der Snickt een rapport gepubliceerd over de stand van zaken van hondenspannen, met in een tabel de lichaamsmaten van de honden die hadden deelgenomen aan deze wedstrijd.

Op 24 januari 1990 werd in Brussel een club opgericht ter verbetering en bescherming van de Belgische trekhond, met als voorzitter Graaf Jean de T’Serclaes.

In 1902 werd de naam gewijzigd in “Nationale Vereniging voor de Verbetering van de verenigingen van fokkers van de Belgisch trekhond”.

In 1911 telde de federatie reeds 1500 leden, werden jaarlijks meer dan 20 wedstrijden ingericht en waren reeds 350 honden in het stamboek ingeschreven.

In 1899 werd door Prof. Reul in het tijdschrift Chasse et Pêche een eerste rasstandaard gepubliceerd.

In 1917 werd in het Belgische leger een speciaal korps opgericht dat gebruik maakte van trekhonden en na een strenge selectie was het de Belgische Mastiff die als trekhond werd gekozen om de legerwagentjes (bijvoorbeeld mitrailleurwagens) te bespannen.

Hij nam ook deel aan de gevechten tijdens de Grote Oorlog van 1914 – 1918.

Gedurende 100 jaar werden hondenspannen met deze trekhond veelvuldig gebruikt door kleinhandelaars, ambachtslieden, landbouwers, groentekwekers en tuinders, en vooral de thuisbezorging van brood en melk.

In België hebben de trekhonden dus uiterst kostbare diensten bewezen aan de kleinhandel en de kleinindustrie, ook de landbouwindustrie, maar tijdens de periode tussen de twee wereldoorlogen werden ze al veel minder gebruikt door de opkomst van de moderne transportmiddelen. Men kan zelfs zeggen dat na de tweede wereldoorlog, vanaf de jaren ’60, de hondenspannen volledig waren verdwenen.

Pas rond 1990 zijn enkele voor het Belgische Mastiff-ras gepassioneerde fokkers zich beginnen toeleggen op het voorbrengen van honden die beantwoorden aan het type zoals beschreven in de eerste standaard van de Belgische trekhond.

Tegenwoordig is de Belgisch Mastiff een waakhond en zelfs een gezinshond, maar zijn lichamelijke en mentale geschiktheid als trekhond heeft hij behouden.

 

ALGEMEEN VOORKOMEN

Grote hond, robuust maar niet grof, krachtig van beendergestel en sterk gespierd.

Van type moet hij zoveel mogelijk lijken op de vroegere trekhond van vóór 1900.

 

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN

De snuitlengte is minder dan de helft van de hoofdlengte en lichaam is iets langer dan hoog (inschrijfbaar in een rechthoek).

 

GEDRAG / TEMPERAMENT

Zeer zelfverzekerd, evenwichtig, sociaal, gemakkelijk te benaderen en volgzaam.

 

HOOFD

Krachtig. Schedel goed ontwikkeld en breed maar zonder overdrijving.

De snuit korter dan de schedel.

 

SCHEDELGEDEELTE

Schedel : breed, het voorhoofd tamelijk vlak, de voorhoofdsgroef duidelijk maar niet te diep.

Stop : duidelijk maar niet abrupt.

 

SNUITGEDEELTE

Neus : groot, zwart, met goed geopende neusgaten.

Snuit : breed en tamelijk kort, kaken goed ontwikkeld en even lang, neusrug evenwijdig aan de verlengde bovenlijn van het voorhoofd.

Lippen : dik, zwart, aansluitend.

Kaken / tanden : sterke tanden, regelmatig ingeplant. Schaargebit; het tanggebit wordt aanvaard. De kaken goed ontwikkeld en even lang.

Wangen : goede ontwikkeling van de wangspier.

Ogen : groot, noch uitpuilend noch diepliggend, bruinachtig, liefst donker.

De oogranden donker. De blik is levendig en zelfverzekerd maar vriendelijk.

Oren : middelgroot, tamelijk hoog aangezet, hangend, tegen de wangen liggend.

 

HALS

Krachtig, tamelijk kort, licht gewelfd, zonder keelwammen.

 

LICHAAM

Krachtig maar zonder plompheid.

Bovenlijn : de belijning van de rug en de lendenen verloopt recht.

Schoft : breed en licht afgetekend.

Rug : vast en goed gespierd.

Lendenen : stevig, breed, goed gespierd.

Kruis : tamelijk lang en breed, licht hellend.

Borst : breed en goed diep, tot de ellebogen reikend, ribben goed gewelfd maar niet tonvormig, voorborst breed en goed ontwikkeld.

Onderlijn : stijgt harmonisch en licht vanaf de diepe onderborst naar de buik toe die matig opgetrokken is.

 

STAART

Middelhoog ingeplant, met krachtige aanzet, tot de sprong reikend.

In rust hangend gedragen, mag in beweging opgeheven worden, doch bij voorkeur niet hoger dan horizontaal gedragen; mag geen haak of afbuiging vormen.

 

LEDEMATEN

VOORSTE LEDEMATEN

Algemeen beeld : de voorbenen zijn krachtig en gespierd, van alle zijden gezien loodrecht en voldoende uit elkaar geplaatst.

Schouders : goed gespierd, schuin.

Opperarm : krachtig gespierd, een goede hoeking vormend met de schouder.

Elleboog : vast, noch afstaand noch aangedrukt, zonder eeltplekken.

Onderarm : verticaal, sterk, niet gekromd.

Voormiddenvoeten : stevig, in vooraanzicht recht, van opzij gezien licht hellend.

Voorvoeten : noch naar binnen noch naar buiten gedraaid, compact, kattenvoeten, zoolkussens hard en dik, tenen gesloten. Nagels kort, stevig en zo donker mogelijk.

 

ACHTERSTE LEDEMATEN

Algemeen beeld : de achterbenen sterk en krachtig gespierd, krachtig maar niet te zwaar; volkomen parallelle stand van achteren gezien.

Dij : breed en sterk gespierd.

Knie : goed gehoekt, noch naar binnen noch naar buiten gedraaid.

Onderbeen : lang en gespierd.

Sprong : stevig, goed gehoekt.

Achtermiddenvoeten : stevig, tamelijk kort, geen hubertusklauwen.

Achtervoeten : zoals de voorvoeten, maar mogen licht ovaal zijn.

 

GANGWERK

De beweging is regelmatig en vrij en met een goede tredwijdte.

De ledematen bewegen evenwijdig.

De Belgische Mastiff moet in staat zijn om een lange afstand af te leggen zonder tekenen van vermoeidheid te tonen.

 

HUID

Dik en iets los, vooral rond de hals.

Wat rimpeling op het hoofd is toegelaten wanneer de hond aandachtig is.

Uitwendige slijmvliezen goed gepigmenteerd.

 

VACHT

HAAR

Kort of half glad, dicht, goed aanliggend, weerbestendig. Met onderhaar.

 

KLEUR

Bij voorkeur vaalros (alle nuances) en beschaduwd, met masker.

In principe zijn alle kleuren, ook zwart, toegelaten, behalve wit.

Minder gewenst zijn de 3-kleurigen en de bonte vachten.

Witte vlekken worden aanvaard (bv. witte borstvlek en witte tenen), vooral wanneer ze symmetrisch zijn en het wit niet te overheersend is.

 

GROOTTE EN GEWICHT

SCHOFTHOOGTE

Reuen :           70 - 76 cm

Teven :           64 – 70 cm

 

GEWICHT

Reuen :           50 – 60 kg

Teven :           40 – 50 kg

 

FOUTEN

Alles wat afwijkt van het voorgaande dient te worden aanzien als fout en dient te worden bestraft naargelang de ernst ervan.

  • Karakter : apathisch, vadsig
  • Algemeen voorkomen :  te licht, te massief, te plomp, hoog- of laagbenig, bouw eerder vierkant of te gestrekt
  • Hoofd : schedel te smal, snuit te lang of te licht, stop te uitgesproken of te vlak
  • Neusspiegel, lippen, oogleden : pigmentverlies
  • Gebit : ontbreken van tanden
  • Ogen : zeer licht, onderste ooglid uitgezakt
  • Oren : rozenoren, oorbasis opgericht
  • Hals : tenger, overdreven losse huid met vorming van keelwammen
  • Lichaam : te gestrekt, borstkas te breed (cilindrisch)
  • Schoft : vlak, laag
  • Bovenlijn : rug en / of lendenen lang, zwak, doorgezakt of gewelfd
  • Kruis : afvallend of afgeslagen, overbouwd
  • Onderlijn : te diep of te ondiep, te opgetrokken of te afhangend
  • Borst : smal
  • Staart :  te hoog gedragen, tussen de benen, een haak vormend of een gebroken staart, afbuigend
  • Ledematen : te licht of te zwaar van bot, slechte standen gezien van voren of van opzij, te weinig of overdreven gehoekt
  • Voeten : spreidtenen
  • Gangwerk : zwaar, onregelmatig, teveel rollend, loom, zonder vlotheid, beweging nauw of wijd, kruisen of scheef lopen, gebonden gangen, weinig stuwing, slechte rugoverbrenging
  • Haar : langer dan ‘korthaar’, lichte golving, zeer kort gladhaar
  • Kleur : de “minder gewenste” kleuren, teveel wit, afwezigheid van masker
  • Schofthoogte : duidelijk buiten de opgelegde grenzen

 

DISKWALIFICERENDE FOUTEN

  • Karakter : agressieve of angstige honden
  • Algemeen voorkomen : afwezigheid van rastype, totaalbeeld ofwel te elegant ofwel te gedrongen of massief
  • Gebit : boven- of ondervoorbijten, kruisgebit, teveel ontbrekende tanden
  • Pigmentatie : neus anderskleurig dan zwart; sterke depigmentatie van de uitwendige slijmvliezen
  • Staart : afwezig of ingekort, ringvormig gedragen of opgerold
  • Kleur : vacht volledig wit, het wit te uitgebreid (wit hoofd, teveel wit op lichaam, ledematen volledig wit)
  • Gangwerk : duidelijk gebrekkig
  • Schofthoogte : zeer duidelijk buiten de opgelegde grenzen
  • Elke hond met duidelijke fysieke of gedragsafwijkingen

N.B.

  • Reuen dienen 2 normale teelballen te hebben die volledig tot in het scrotum zijn ingedaald

 

Matin belge