BOUVIER DES FLANDRES
KORTE GESCHIEDENIS EN ALGEMEEN
De Bouvier des Flandres, ook wel Vlaamse koehond genoemd, is afkomstig uit de Frans-Belgisch grensstreek.
Er is niet veel gekend over de opbouw van het ras tot in de jaren 1900.
De eerste wereldoorlog was rampzalig voor de Bouviers en in 1918 was het Bouvierbestand volledig verwoest. De heropbouw van het ras gebeurde vervolgens erg moeizaam.
Zijn oorspronkelijke taak was het drijven en hoeden van vee maar vandaag is de Bouvier ook een geliefde hond als diensthond bij de politie en als bewaker van hebben en houden.
Als we de Bouvier vergelijken met de Belgische herders is deze veel robuuster gebouwd en heeft een massiever voorkomen. Ook de verhoudingen in het hoofd zijn volledig verschillend.
Vroeger werden bij de Bouvier zowel de oren als de staart gecoupeerd hetgeen een ander uiterlijk weergeeft. Door het coupeerverbod dat nu geldt zien we al jaren ongecoupeerde exemplaren.
De Bouvier komt voor in de kleuren grijs, gestroomd, zwart gevlamd en zwart.
VERZORGING
Hoewel de hond niet verhaart moet u toch goed nadenken over de vachtverzorging. Deze vergt nogal wat onderhoud zoals borstelen, kammen en ook trimmen is noodzakelijk. Door de grootte van de hond is men hier wel even mee bezig.
Dus hier geldt ook zoals bij alle rassen : bezint eer ge begint.
KARAKTER
Een Bouvier is zeer trouw, een goede waker en werkhond en een uitstekende gezelschapshond. Een goede socialisatie is belangrijk.
Hij vertoeft graag bij zijn gezin en is minder gelukkig in een kennel.
Door zijn intelligentie en evenwichtig karakter is hij gemakkelijk te trainen.
RASCLUB
Belgische Club Belge du Bouvier des Flandres et des Ardennes (KKUSH Nr. 0070)
RASSTANDAARD
Deze kan u terugvinden op de FCI-website ( www.fci.be ) in het Frans, Engels, Duits en Spaans.
Onder vindt u de Nederlandse vertaling :
FCI nummer 191
Land van herkomst : België / Frankrijk
Datum van publicatie van huidige geldige standaard : 25 oktober 2000
GEBRUIK
Oorspronkelijk werd de Bouvier gebruikt als veedrijver, als trekhond en als karnhond.
Door de modernisering van de landbouwbedrijven is zijn vroeger nut uitgeschakeld en tegenwoordig is de Bouvier vooral een bewaker van de eigendom en de hofsteden, een verdedigings- en politiehond.
Zijn lichamelijke eigenschappen en uitnemende kwaliteiten, zijn scherpe reukzin, zijn initiatief en intelligentie maken ook dat hij gebruikt kan worden als speurhond, verbindingshond en tegen wildstroperij.
CLASSIFICATIE FCI
Groep 1 : Herdershonden en veedrijvers (uitgezonderd de Zwitserse veedrijvers)
Sectie 2 : Veedrijvers (uitgezonder de Zwitserse veedrijvers)
Met werkproef
KORT HISTORISCH OVERZICHT
De Bouvier is, zoals blijkt uit zijn naam, afkomstig uit Vlaanderen, zowel Belgisch- als Frans-Vlaanderen, 2 landstreken die door geen enkele natuurlijke grens worden gescheiden.
De koeien- of veedrijvers uit Vlaanderen die goede honden nodig hadden om hun kuddes te drijven, selecteerden de honden waarover ze in hun streek beschikten enkel en alleen op hun gedrags- en lichamelijke kwaliteiten die onze huidige Vlaamse koehond van hen hebben geërfd.
ALGEMEEN VOORKOMEN
Subkortlijnig.
Kort lichaam en gedrongen, sterke en goed gespierde ledematen.
De Bouvier des Flandres geeft de indruk van kracht zonder logheid.
De Bouvier des Flandres zal worden gekeurd in zijn natuurlijke standen zonder fysiek contact met diegene die hem showt.
BELANGRIJKE VERHOUDINGEN
- De lengte van het lichaam vanaf het boegpunt tot aan het zitbeenpunt moet ongeveer gelijk zijn aan de schofthoogte
- De lengte van de schedel tegenover die van de voorsnuit verhoudt zich als 3 tot 2
GEDRAG / TEMPERAMENT
De Bouvier heeft het kalme en bezonnen karakter van een wijze durver.
Zijn vurige blik getuigt van intelligentie, energie en onverschrokkenheid.
De Bouvier moet zin geschiktheid als werkhond absoluut behouden. Alles wat hieraan afbreuk doet moet bestraft worden.
HOOFD
Het hoofd heeft een massief voorkomen hetgeen nog wordt benadrukt door baard en snor.
Het hoofd is in verhouding tot het lichaam en tot de grootte.
Bij de betasting moet men vaststellen dat het hoofd goed gebeiteld is.
SCHEDELGEDEELTE
Schedel : goed ontwikkeld en vlak, iets minder breed als lang. De bovenlijnen van de schedel en de snuit lopen parallel. De voorhoofdsgroef is weinig gemarkeerd.
Stop : weinig aangeduid, door de opstaande wenkbrauwen duidelijk zichtbaar wat meer schijn is dan werkelijkheid.
SNUITGEDEELTE
Neus : is de verlenging van de neusrug die in een licht gebogen lijn naar de neusopening overgaat. De neus moet goed ontwikkeld zijn, de randen afgerond. De kleur is steeds zwart. Goed geopende neusgaten.
Snuit : breed, krachtig, benig, met een rechtlijnige neusrug, vernauwt zich lichtelijk naar de nes toe zonder ooit puntig te worden.
De lengte van de snuit is korter dan die van de schedel in verhouding van 2 tot 3.
De omtrek, juist onder de ogen gemeten, is ongeveer gelijk aan de hoofdlengte.
Lippen : goed aangesloten en sterk gepigmenteerd.
Kaken / tanden : de kaken moeten krachtig zijn en gelijk van lengte.
De tanden zijn sterk, gezond, wit en regelmatig ingeplant. Zowel schaar- als tanggebit.
Het gebit moet volledig zijn.
Wangen : droog en vlak, de jukbeenbogen weinig uitstekend.
Ogen : hebben een vranke en energieke uitdrukking. De ogen mogen niet uitpuilend noch te diep in de oogkassen liggen. Ze zijn iets ovaal van vorm en op een horizontale lijn gelegen.
De kleur moet zo donker mogelijk zijn, in verhouding tot de kleur van de vacht.
Lichte ogen of ogen met een verwilderde uitdrukking moeten zwaar bestraft worden.
De oogleden zijn zwart van kleur zonder sporen van depigmentatie.
De bindvliezen mogen nooit zichtbaar zijn.
Oren :
Gecoupeerde oren : gecoupeerd in driehoeksvorm, goed rechtop gedragen, hoog aangezet en erg beweeglijk; het is aanbevolen om bij het couperen rekening te houden met het volume van het hoofd.
Niet gecoupeerde oren :
Plaatsing : hoog aangezet, boven het niveau van de ogen, de oorflappen vallen verticaal; de vouw van het oor mag niet hoger komen dan het schedeldak.
Vorm en het dragen : half lang, gelijke driehoeksvorm, licht afgerond aan de punt, plat vallend op de wangen behalve de lichte oprichting boven de ooraanzet.
Noch geplooid noch gedraaid, in verhouding tot de grootte van het hoofd, bekleed met glad haar.
HALS
Moet goed uitkomen en voldoende opgericht zijn. Sterk, gespierd, naar de schouders toe geleidelijk breder wordend, de lente iets minder dan de hoofdlengte.
Forse en licht gewelfde nek. Geen keelhuid.
LICHAAM
Krachtig, gedrongen en kort.
Bovenlijn : van rug naar lendenen horizontaal, strak en stevig.
Schoft : licht uitkomend.
Rug : kort, breed, gespierd, zonder schijn van zwakte maar toch buigzaam.
Lendenen : kort, breed, gespierd, moeten buigzaam zijn zonder schijn van zwakte.
Kruis : moet zoveel mogelijk de horizontale ruglijn verder zetten en onmerkbaar overgaan in de ronding van de dijen. Het kruis is breed zonder overdrijving bij de reu, meer ontwikkeld bij de teef. Een afvallend of afgeslagen kruis is een zware fout.
Borst : breed en goed diep tot aan de ellebogen, mag niet cilindrisch zijn.
De eerste ribben zijn licht gewelfd, de andere gerond en sterk naar achteren hellend waardoor de gewenste borstlengte wordt verkregen.
Vlakke ribben worden zwaar bestraft.
De afstand tussen het voorste gedeelte van het borstbeen (handvat) en de laatste rib moet zeer groot zijn, ongeveer 7/10 van de schofthoogte.
Onderlijn : stijgt vanaf de onderborst zeer licht naar de buik toe die weinig opgetrokken is.
De flanken moeten kort zijn, vooral bij de reu.
STAART
De relatief hoog aangezette staart bevindt zich in het verlengde van de ruggengraat.
Sommige honden worden staartloos geboren en mogen hierom niet bestraft worden.
De staart moet gecoupeerd worden binnen de week na de geboorte waarbij 2 of 3 staartwervels behouden blijven.
Een natuurlijke of gave staart is toegelaten in landen waar een coupeerverbod geldt.
LEDEMATEN
VOORSTE LEDEMATEN
Algemeen beeld : de voorste ledematen zijn zwaar van bot en goed gespierd. Ze zijn volledig recht en van voren gezien evenwijdig.
Schouder : redelijk lang, gespierd, niet beladen en matig schuin. Het opperarmbeen en het schouderblad zijn ongeveer even lang.
Opperarm : matig schuin.
Ellebogen : goed tegen het lichaam en parallel.
Uitdraaiende of aangedrukte ellebogen zowel in natuurlijke stand als in actie zijn foutief.
Voorarm : moeten zowel van opzij als van voren gezien volkomen recht zijn, evenwijdig met elkaar en loodrecht op de grond. Ze zijn goed gespierd en sterk van bot.
Pols : volkomen in het verlengde van de voorarm. Enkel het handwortelbeentje achteraan de pols is uitstekend. Sterk bot.
Voormiddenvoet : sterk van bot, tamelijk kort, zeer weinig naar voren hellend.
Voorvoeten : kort, rond en compact, noch naar binnen noch naar buiten gedraaid.
De tenen moeten goed gesloten en gewelfd zijn, de nagels sterk en zwart.
De zoolkussens zijn dik en hard.
ACHTERSTE LEDEMATEN
Algemeen beeld : krachtig, met een uitgesproken bespiering, goed loodrecht en van achteren gezien volkomen parallel, moeten duidelijk in dezelfde vlakken bewegen als de voorste ledematen.
Dij : breed, goed gespierd, in evenwijdige richting met het mediaanvlak van het lichaam.
Het dijbeen noch te steil noch te schuin. Het achterste deel goed laag, gevleesd en stevig.
Knie : bevindt zich duidelijk op een denkbeeldige lijn vanuit het hoogste punt van de heupen (darmbeenkam) loodrecht op de grond.
Onderbeen : matig lang, goed gespierd, noch te steil noch te schuin.
Sprong : eerder laag bij de grond, breed, goed strak.
In stand, van achteren gezien, recht en volkomen evenwijdig.
In beweging mogen ze noch naar binnen noch naar buiten draaien van de as van de ledematen.
Achtermiddenvoet : robuust en droog, eerder cilindrisch, loodrecht op de grond in natuurlijke stand. Zonder hubertusklauwen.
Achtervoeten : rond, stevig, de tenen goed gesloten en gewelfd, met sterke en zwarte nagels. De zoolkussens dik en hard.
GANGWERK
De Bouvier moet in zijn geheel harmonisch geproportioneerd zijn teneinde een vrij, ongedwongen en fier gangwerk mogelijk te maken.
De staf en de draf zijn de gewone gangen hoewel er eveneens telgangers te zien zijn.
Bij de gewone draf stapt de Bouvier in (d.w.z. de afdrukken van de achtervoeten komen precies in die van de voorvoeten van dezelfde zijde).
HUID
Strak aansluitend, zonder overdreven losheid.
De randen van de lippen en de oogleden altijd erg donker.
VACHT
HAAR
Erg overvloedige vacht.
Het dekhaar vormt met het lichte onderhaar een beschermende bekleding die perfect is aangepast aan de plotse klimaatwisselingen van de streek van herkomst van dit ras.
Het haar moet ruw aanvoelen, droog en mat zijn, niet te lang of te kort (ongeveer 6 cm), licht warrelig maar nooit wollig of gekruld.
Het haar is korter op het hoofd en nagenoeg glad aan de buitenkant van de oren waarvan de binnenkant van de schelpen door matig lang haar zijn beschermd.
De bovenlip moet een snor hebben en de kin bedekt zijn met een goed gevulde baard wat aan het ras de zo kenmerkende stuurse uitdrukking verleent.
De wenkbrauwen bestaan uit rechtop staande haren die de vorm van de wenkbrauwbogen accentueren maar nooit de ogen verbergen.
Bovenop de rug is het haar bijzonder hard en krassend. Het wordt iets korter op de ledematen maar blijft wel ruig.
Vlak aanliggend haar moet vermeden worden daar dit wijst op een gebrek aan onderhaar.
Het onderhaar is onderwol die bestaat uit fijne en dichte haren die onder het dekhaar groeien en samen met het dekhaar een ondoordringbare bekleding vormen.
KLEUR
De vacht van de Bouvier is over het algemeen grijs, gestroomd of zwart-gevlamd (charbonné). Een volledig zwarte vacht is ook toegelaten maar mag niet de voorkeur krijgen.
De licht gekleurde zogenaamde uitgewassen vachten zijn niet toegelaten.
Een witte ster op de voorborst wordt aanvaard.
GROOTTE EN GEWICHT
SCHOFTHOOGTE
Reuen : 62 – 68 cm
Teven : 59 – 65 cm
Tolerantie : - / + 1 cm
Voor beide geslachten is de ideale schofthoogte het gemiddelde van deze twee grensmaten, d.w.z. 65 cm bij de reuen en 62 cm bij de teven.
GEWICHT
Reuen : ongeveer 35 – 40 kg
Teven : ongeveer 27 – 35 kg
FOUTEN
Alles wat afwijkt van het voorgaande dient te worden aanzien als fout en moet worden bestraft naargelang de ernst ervan.
ERNSTIGE FOUTEN
- Terughoudende hond
- Molossoïde voorkomen, te zware hond
- Lichaam duidelijk te lang (lichte tolerantie voor teven), te licht
- Hoofd te massief, afgetekende stop, gemarkeerde voorhoofdsgroef, sterk uitstekende jukbeenderen
- Gewelfde schedel, smalle schedel, sterk uitstekende achterhoofdsknobbel, duidelijk ontbreken van parallellisme van de bovenlijnen schedel / neusrug
- Te lange snuit, geknepen neus
- Slappe lippen, dik en hangend
- Kruisgebit, abnormale sluiting
- Kleine of ongezonde tanden, slecht geplaatst
- Lichte of uitpuilende ogen, atypische blik
- Ongecoupeerde oren die gedraaid of gevouwen zijn
- Cilindrische hals, keelhuid
- Sterk doorgezakte rug, sterk gewelfd
- Erg foutieve standen, duidelijk gestrekte stand, sikkelhakken
- Zijdeachtige vacht, gebrek aan onderhaar, opgeblazen vacht, glanzend, overdreven verzorgd
- Gebrek aan hoofdgarnituur
- Meerdere pigmentfouten (neus, lippen, oogleden)
DISKWALIFICERENDE FOUTEN
- Agressief of overdreven angstig
- Elke duidelijke fysieke of gedragsafwijking
- Duidelijk gebrek aan type
- Gedepigmenteerde neus of elke andere kleur buiten zwart
- Spitse snuit
- Duidelijk boven- of ondervoorbijten
- Elke ontbrekende tand buiten 1 P1
- Glasogen of wilde uitdrukking
- Entropion, ectropion, gedepigmenteerde oogleden
- Vachtkleur chocoladebruin, wit, peper & zout, uitgewassen kleur en elke andere lichte fawnkleur gaande van licht naar rood, zelfs met zwarte bedekking
- Schofthoogte buiten de standaardlimieten
N.B.
- Reuen moeten 2 normale teelballen hebben die volledig tot in het scrotum zijn ingedaald
- Enkel functionele en klinisch gezonde honden met een typische rasmorfologie mogen gebruikt worden voor de fok
FOTO’S VAN DE BOUVIER DES FLANDRES